
Jurisprudentie
BB6036
Datum uitspraak2007-08-08
Datum gepubliceerd2007-10-19
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers259787 / HA ZA 06-1156
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-10-19
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers259787 / HA ZA 06-1156
Statusgepubliceerd
Indicatie
Regres van door laatst ingeschreven WAM-verzekeraar uitgekeerde schade in het kader van na-risico. Reikwijdte 'aansprakelijke persoon' in de zin van artikel 15 WAM.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 259787 / HA ZA 06-1156
Uitspraak: 8 augustus 2007
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
V.C.N. VERZEKERINGS COMBINATIE NEDERLAND B.V.
h.o.d.n. Verzekerings Combinatie Nederland,
gevestigd te Oirschot,
eiseres,
procureur mr. J.A.M. van de Sande,
advocaat mr. A.J. Peerboom te Eindhoven,
- tegen -
[gedaagde],
wonende te Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
procureur mr. P.H.A. de Boer.
Partijen worden hierna aangeduid als "VCN" respectievelijk "[gedaagde]".
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 12 april 2006 en de door VCN overgelegde producties;
- conclusie van antwoord, met productie;
- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 19 juli 2006, waarbij een comparitie van partijen
is gelast;
- proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 15 november 2006;
- de ter gelegenheid van de comparitie van partijen door VCN overgelegde
producties;
- conclusie van repliek tevens houdende akte aanvulling grondslag van eis, met productie;
- conclusie van dupliek.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1
Op 16 september 2004 is een personenauto, een Volkswagen Polo met kenteken TG-LH-51 (verder: ‘de auto’), betrokken geweest bij een aanrijding. De auto is tegen een stilstaande personenauto, een Volkswagen Transporter met kenteken 99-NG-DS, gebotst. Door deze botsing werd de Volkswagen Transporter op zijn beurt op een voor hem stilstaande personenauto, een Volkswagen Polo met kenteken 80-LJ-VP, geduwd.
2.2
Bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) stond het kenteken van de auto sinds 11 augustus 2004 op naam van [gedaagde] geregistreerd. Tot die tijd was het kenteken geregistreerd op naam van [betrokkene 1]. De auto was door [betrokkene 1] op grond van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) verzekerd bij VCN.
2.3
Ten tijde van de aanrijding werd de auto bestuurd door [betrokkene 2].
3. De vordering
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan VCN te betalen een bedrag van € 8.581,87, met rente en kosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft VCN aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
3.1
VCN is door de derden bij de aanrijding betrokkenen aansprakelijk gesteld voor de schade die zij hebben geleden. VCN is als laatst aangemelde WAM-verzekeraar op grond van artikel 13 lid 4 WAM verplicht deze schade in behandeling te nemen en zij heeft uit dien hoofde aan de derden schadepenningen uitgekeerd, in totaal ter hoogte van € 8.077,67.
3.2
Op grond van artikel 15 lid 1 WAM is VCN gerechtigd de door haar betaalde schadeuitkeringen op [gedaagde] te verhalen. [gedaagde] is de aansprakelijke persoon in de zin van dit artikel, aangezien de schade door zijn auto is veroorzaakt. [gedaagde] heeft als kentekenhouder niet voldaan aan zijn verplichting ex artikel 2 WAM de auto te verzekeren. [gedaagde] mocht bovendien niet te goeder trouw aannemen dat de auto verzekerd was.
3.3
VCN heeft aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 768,- en op vergoeding van wettelijke rente over de hoofdsom. Deze wettelijke rente beloopt tot en met 31 maart 2006 een bedrag van € 504,20.
4. Het verweer
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van VCN in de kosten van het geding.
[gedaagde] heeft daartoe het volgende aangevoerd:
4.1
[Gedaagde] was ten tijde van de aanrijding geen eigenaar van de auto. De auto was nog niet aan hem geleverd omdat hij de koopprijs nog niet geheel had voldaan; overeengekomen was dat [gedaagde] de koopsom in drie termijnen zou voldoen. Wel was de auto reeds bij de RDW op naam van [gedaagde] geregistreerd, maar [gedaagde] zou de sleutel pas krijgen na betaling van de laatste termijn.
[Gedaagde] had de auto gekocht bij [betrokkene 1], een autohandelaar. Een medewerker van de garage van [betrokkene 1] is met de auto gaan rijden en heeft de aanrijding veroorzaakt. De auto was toen nog eigendom van [betrokkene 1] en viel dus nog onder de dekking van de WAM-verzekering bij VCN. Dit betekent dat VCN jegens [gedaagde] geen verhaalsrecht toekomt.
4.2
VCN komt geen verhaalsrechts ex artikel 15 lid 1 WAM toe, aangezien [gedaagde] niet als aansprakelijke persoon in de zin van dit artikel kan worden aangemerkt. Hij bestuurde immers niet de auto. Nog afgezien daarvan mocht [gedaagde] te goeder trouw aannemen dat de auto was verzekerd.
4.3
[Gedaagde] betwist dat door VCN buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt.
5. De beoordeling
5.1
Een verzekeraar die de schade van een benadeelde heeft vergoed hoewel de verzekeringsovereenkomst geen dekking gaf, heeft op grond van artikel 15 lid 1 WAM verhaal op de aansprakelijke persoon. Dit geldt niet ten aanzien van de aansprakelijke persoon die niet is de verzekeringsnemer, tenzij deze niet te goeder trouw mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt.
Partijen houdt verdeeld de vraag (1) of de verzekeringsovereenkomst tussen VCN en [betrokkene 1] reeds was geëindigd, (2) of [gedaagde] kan worden aangemerkt als ‘de aansprakelijke persoon’ als genoemd in artikel 15 lid 1 WAM en (3) of [gedaagde] er te goeder trouw vanuit mocht gaan dat de auto verzekerd was. De rechtbank zal deze punten achtereenvolgens bespreken.
5.2 geen dekking onder WAM-verzekering?
VCN stelt de onderhavige schade op grond van artikel 13 lid 4 WAM als laatst aangemelde WAM-verzekeraar in het kader van het narisico aan de benadeelden te hebben vergoed. [gedaagde] betwist dit en voert aan dat [betrokkene 1] ten tijde van de aanrijding nog als WAM-verzekerde diende te worden aangemerkt, omdat [gedaagde] nog geen eigenaar of bezitter van de auto was en de verzekeringsovereenkomst tussen VCN en [betrokkene 1] derhalve nog niet was geëindigd.
Op grond van artikel 2 WAM is de bezitter en de kentekenhouder van een motorrijtuig verplicht voor het motorrijtuig een verzekering te sluiten. Artikel 12 lid 1 WAM bepaalt dat de verzekering met betrekking tot een motorrijtuig dat een kenteken behoeft, eindigt wanneer de verplichting tot verzekering op een ander overgaat. [gedaagde] betoogt dat nu hij slechts kentekenhouder maar geen bezitter van de auto was, de verzekeringsplicht van [betrokkene 1] nog niet was geëindigd. De rechtbank komt op dit punt onder 5.3.2 nader terug.
5.3 aansprakelijke persoon
Tussen partijen staat vast dat de aanrijding niet door [gedaagde] zelf is veroorzaakt, maar door een zekere [betrokkene 2]. Anders dan [gedaagde] betoogt betekent de omstandigheid dat [gedaagde] niet zelf de veroorzaker is van de aanrijding niet zonder meer dat hij niet kan worden aangemerkt als aansprakelijke persoon in de zin van artikel 15 lid 1 WAM.
Hoewel [gedaagde] de auto niet zelf heeft bestuurd kan hij naar het oordeel van de rechtbank desalniettemin worden aangemerkt als aansprakelijke persoon op grond van artikel 185 Wegenverkeerswet 1994 (WVW), indien en voorzover hij ten tijde van de aanrijding eigenaar van de auto was. Immers, op grond van artikel 185 lid 1 jo. lid 3 WVW is naast de bestuurder van een auto tevens de eigenaar of houder van dat motorrijtuig aansprakelijk voor een bij een verkeersongeval toegebrachte schade door dat motorrijtuig aan - zoals in dit geval - niet in beweging zijnde andere motorrijtuigen.
Vast staat dat [gedaagde] ten tijde van de aanrijding kentekenhouder was. Hij betwist echter dat de eigendom van de auto reeds op hem was overgegaan.
Op grond van de omstandigheid dat [betrokkene 1], naar de stelling van [gedaagde] een professioneel autohandelaar, het kenteken van de auto reeds had laten overschrijven op naam van [gedaagde], acht de rechtbank voorshands aannemelijk de stelling van VCN dat [gedaagde] ten tijde van de aanrijding niet alleen kentekenhouder maar ook eigenaar van de auto was. [gedaagde] zal in de gelegenheid worden gesteld hiertegen tegenbewijs te leveren.
5.3.1
Anders dan VCN betoogt biedt het door haar gestelde tekortschieten door [gedaagde] in zijn verzekeringsplicht ex artikel 2 WAM naar het oordeel van de rechtbank overigens geen grond om [gedaagde] als aansprakelijke persoon aan te merken in de zin van artikel 15 lid 1 WAM. Noch uit het bepaalde in artikel 2 WAM noch uit de wetsgeschiedenis volgt dat [gedaagde] vanwege het verzaken van die verplichting jegens VCN als de laatste WAM-verzekeraar civielrechtelijk aansprakelijk is voor de schade. De verzekeringsplicht ex artikel 2 lid 1 WAM heeft als strekking dat aan verkeersslachtoffers zoveel mogelijk hun schade wordt vergoed. Nu deze bepaling niet strekt tot bescherming van verzekeraars, levert schending van die verplichting geen handelen in strijd met de wet jegens VCN op, ook niet nu zij uit hoofde van haar narisico aan de benadeelden schade heeft moeten vergoeden. Evenmin schendt [gedaagde] hiermee een zorgvuldigheidsnorm jegens VCN.
5.3.2
Als [gedaagde] niet in het hiervoor onder 5.3 genoemde tegenbewijs slaagt en derhalve moet worden aangemerkt als eigenaar van de auto, is hij op grond van artikel 185 WVW jegens de benadeelde derden aansprakelijk voor de schade die met de auto is veroorzaakt, en moet hij dienovereenkomstig worden aangemerkt als de aansprakelijke persoon in de zin van artikel 15 lid 1 WAM. In dat geval staat tevens vast dat de WAM-verzekering tussen VCN en [betrokkene 1] was geëindigd, zoals hiervoor onder 5.2 overwogen.
Als [gedaagde] wel in het aan hem op te dragen tegenbewijs slaagt, is er geen grond om hem als aansprakelijke partij aan te merken in de zin van 15 lid 1 WAM en komt aan VCN geen verhaalsrecht toe. Immers, een andere grondslag om [gedaagde] in dat geval als aansprakelijke partij aan te merken is gesteld noch gebleken. In dat geval is overigens evenmin relevant of de WAM-verzekering van [betrokkene 1] bij VCN was geëindigd door de verzekeringsplicht van [gedaagde] als kentekenhouder van de auto, zoals hiervoor onder 5.2. bedoeld, zodat de rechtbank dit punt verder buiten beschouwing laat.
5.4 te goeder trouw
Daarnaast houdt partijen verdeeld de vraag of [gedaagde] al dan niet te goeder trouw mocht aannemen dat zijn aansprakelijkheid door een verzekering was gedekt.
Uit de parlementaire geschiedenis bij de wijziging van de WAM (nota van wijzigingen, Tweede Kamer, zitting 1982-1983, 14 281, nr. 7) blijkt dat de wetgever met betrekking tot de in artikel 15 lid 1 WAM bedoelde uitzondering op de regel van het wettelijk verhaalsrecht van de verzekeraar op de aansprakelijke persoon in geval de verzekeraar de schade heeft moeten vergoeden, ofschoon de verzekering geen dekking gaf, in het bijzonder het oog heeft gehad op de huurder en de bruiklener van een motorrijtuig en de werknemer die een motorrijtuig in opdracht van zijn werkgever gebruikt. Van deze categorieën van personen kan worden geoordeeld dat zij er op moeten kunnen vertrouwen dat hun aansprakelijkheid volgens de gebruikelijke voorwaarden is gedekt. Zij dienen niet geconfronteerd te worden met een verhaalsactie die zij niet hadden behoeven te verwachten. Een koper van een motorrijtuig echter valt niet met genoemde categorieën gelijk te stellen en mag er niet zonder meer op vertrouwen dat zijn aansprakelijkheid is gedekt en kan zich evenmin zonder meer beroepen op mededelingen van de verkoper hieromtrent, aangezien de koper immers zelf zorg dient te dragen voor de totstandkoming van een aansprakelijkheidsverzekering.
[gedaagde] stelt dat hij ervan uitging dat [betrokkene 1] de auto WAM verzekerd had, waarbij hij kennelijk - zo begrijpt de rechtbank althans zijn verweer - afging op mededelingen of gedragingen van [betrokkene 1] hieromtrent. Gesteld noch gebleken is echter dat [gedaagde] genoemd vertrouwen heeft ontleend aan mededelingen aan de zijde van VCN. Onder deze omstandigheden is van goede trouw van [gedaagde] geen sprake.
5.5
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat als [gedaagde] niet in voornoemd tegenbewijs slaagt en hij derhalve als eigenaar van de auto moet worden aangemerkt VCN een verhaalsrecht toekomt op grond van artikel 15 lid 1 WAM. In dat geval zal de hoofdsom ad
€ 8.581,87 vermeerderd met de wettelijke rente, als niet weersproken worden toegewezen. Gezien de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] lag het op de weg van VCN haar stelling nader te onderbouwen dat zij buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt ter hoogte van € 768,-. Nu zij dit heeft nagelaten is niet gebleken van voldoende feitelijke grondslag die tot toewijzing van deze vordering kan leiden en zal deze vordering derhalve worden afgewezen.
5.6
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
6. De beslissing
De rechtbank,
alvorens verder te beslissen
laat [gedaagde] toe tot het tegenbewijs tegen de voorshands aannemelijk geachte stelling dat [gedaagde] ten tijde van de aanrijding eigenaar van de auto was;
bepaalt dat indien [gedaagde] dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. E. Mentink;
bepaalt dat de procureur van [gedaagde] binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de betrokkenen aan zijn zijde in de maanden november 2007 tot en met januari 2008 en dat de procureur van VCN binnen dezelfde termijn opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan haar zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald;
bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Mentink.
Uitgesproken in het openbaar.
1581